Laaggeletterdheid

Deze FTO-Online publicatie biedt een handleiding om de onderwerpen laaggeletterdheid en beperkte gezondheidsvaardigheden onder de aandacht te brengen.

Log in met uw Medi-Access om de publicatie te bekijken

Nog geen account? Nu aanmelden
Wachtwoord vergeten?

Deel publicatie

Inhoudsopgave

Laaggeletterdheid

Inleiding

Tweeënhalf miljoen Nederlanders zijn laaggeletterd en/of laaggecijferd, een nog grotere groep mensen (29% van alle Nederlanders) is beperkt gezondheidsvaardig.1 Voor wie in Nederland niet goed kan lezen en schrijven is de weg naar de dokter, het ziekenhuis en de apotheek bezaaid met hindernissen.
“Ik wil wel eens weten wat het eigenlijk is. Want als je aan mij vraagt: waar zijn die pillen allemaal voor? Dan weet ik het eigenlijk niet.”
Een laaggeletterde patiënt over haar medicijngebruik.
Het is belangrijk dat zorgverleners laaggeletterdheid en beperkte gezondheidsvaardigheden bij patiënten herkennen en weten hoe ze vervolgens moeten handelen. Effectief communiceren met laaggeletterden en mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden is essentieel voor het bevorderen van juist medicijngebruik en therapietrouw.
Deze publicatie biedt een handleiding om de onderwerpen laaggeletterdheid en beperkte gezondheidsvaardigheden onder de aandacht te brengen. Het artikel gaat in op het herkennen en bespreken van laaggeletterdheid en beperkte gezondheidsvaardigheden. Door middel van casuïstiek worden handvatten geboden om laaggeletterdheid beter te herkennen en om eenvoudiger te communiceren over ziekte en medicatiegebruik.

Wat is laaggeletterdheid?

 

“Ik dacht dat we een goed gesprek hadden, hij knikte en glimlachte vriendelijk.
Maar op het tweede consult bleek hij het niet te hebben opgepikt...”
Een zorgverlener over een laaggeletterde patiënt.
De definitie van laaggeletterdheid luidt als volgt: ‘Zo veel moeite met lezen en schrijven dat je niet goed kunt functioneren in het dagelijks leven’.2 Dit is dus niet hetzelfde als analfabetisme. Hierbij kunnen mensen helemaal geen letters lezen: ongeletterdheid. Laaggeletterdheid gaat vooral om begrijpend lezen. Om een tekst goed te kunnen begrijpen moeten 90% van de woorden worden begrepen. Dat is voor veel mensen – laaggeletterden – lastig.

Lzeen en shicrejvn is neit voor idreeden vezlafneksprend

Om in het dagelijks leven goed te functioneren is het essentieel om te kunnen lezen. Taal is overal. Laaggeletterden hebben hierdoor moeite met alledaagse dingen, zoals het lezen van (eenvoudige) informatiefolders of brieven. Maar ook het invullen van papieren is lastig. De confrontatie met geschreven tekst betekent voor een laaggeletterde vaak een stressvolle situatie. Mensen die laaggeletterd zijn hebben onder meer moeite met:
  • Formulieren invullen (zorgtoeslag, belastingaangifte, paspoort aanvragen etc.)
  • Straatnaamborden lezen, reizen met openbaar vervoer
  • Voorlezen aan (klein)kinderen
  • Pinnen en digitaal betalen
  • Werken met de computer, solliciteren
  • Begrijpen van informatie over gezondheid

Gezondheidsvaardigheden

Naast analfabeten en laaggeletterden is er een nog grotere groep mensen die moeite heeft met gezondheidsinformatie. We hebben het dan over mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden. Gezondheidsvaardigheden zijn de vaardigheden om informatie over gezondheid te verkrijgen, te begrijpen, te beoordelen én te gebruiken bij het nemen van gezondheidsgerelateerde beslissingen. Dit komt voor bij 29% van de Nederlandse bevolking. Slechts een deel van deze mensen is ook laaggeletterd.3
Om over voldoende gezondheidsvaardigheden te beschikken, moet iemand dus meer kunnen dan alleen lezen en schrijven. Er zijn drie typen van vaardigheden van belang:2,4
  1. Functioneel: zoals lezen en schrijven, rekenen, zoeken op internet
  2. Interactief of communicatief: Bijvoorbeeld begrijpend lezen, abstract denken, hoofd‐ van bijzaken scheiden, reflecteren, een goed gesprek voeren met een zorgverlener
  3. Kritisch: zoals toepassen van informatie, ordenen, vooruitdenken, prioriteiten stellen
Dit zijn allemaal vaardigheden die, naast lezen en schrijven, ook op de basisschool worden aangeleerd. Beperkte gezondheidsvaardigheden hangen deels af van opleidingsniveau, maar ook hoger opgeleiden kunnen moeite hebben met gezondheidsinformatie. In de factsheet Laaggeletterdheid en beperkte gezondheidsvaardigheden of de factsheet Gezondheidsvaardigheden van chronisch zieken belangrijk voor zelfmanagement vindt u meer uitleg over de drie niveaus van gezondheidsvaardigheid.
Mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden hebben onder meer moeite met:
  • Rekenen om het aantal pillen per dag te weten
  • Plannen van aanvragen van een herhaalrecept
  • Gebruik van medicatie bij chronische ziekten als de patiënt klachtenvrij is
  • Winkelen in de supermarkt voor gezonde voeding

Migranten

Eerstegeneratie niet‐westerse migranten hebben extra kans op problemen met communicatie in de zorg. Ruim 80% van de oudere Marokkaanse mannen en nagenoeg alle oudere Marokkaanse vrouwen hebben geen onderwijs gevolgd. Ongeveer 60% van Turkse en Marokkaanse ouderen heeft (bijna) altijd moeite om in het Nederlands een gesprek te voeren.5
Veel, met name oudere, niet-westerse migranten hebben een beperkte opleiding gehad in eigen land of zijn zelfs analfabeet. Ze zijn dus ongeletterd of laaggeletterd én kampen met een taalbarrière. Informatie moet op een eenvoudige manier worden overgedragen. Een tolk lost in dit geval het probleem niet volledig op. Aan de andere kant is er de groep hoger opgeleide migranten, bijvoorbeeld hoogopgeleide Syrische vluchtelingen. Door de taalbarrière zijn zij wellicht minder redzaam in het Nederlands, maar zij beschikken meestal wel over goede gezondheidsvaardigheden. Let op: niet alle (Syrische) vluchtelingen zijn hoogopgeleid. Controleer dat altijd.

Relatie tussen beperkte gezondheidsvaardigheden en gezondheid

Er is een duidelijke samenhang tussen beperkte gezondheidsvaardigheden en een slechtere gezondheid. Zoals gezegd zijn ouderen, laagopgeleiden en niet‐westerse migranten sterker vertegenwoordigd in de groep mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden. Astma en COPD, diabetes, kanker, hart‐ en vaatziekten en psychische problemen komen bij deze groepen beduidend vaker voor.6
Van mensen die alleen basisonderwijs hebben gevolgd heeft 14,4% diabetes. Dit in tegenstelling tot 3,2% van de mensen met een universitaire opleiding.6 Ook de sterftekans verschilt. Ouderen met beperkte gezondheidsvaardigheden hebben één tot tweemaal meer kans op voortijdige sterfte dan ouderen met adequate gezondheidsvaardigheden.7 Het wonen in een achterstandswijk blijkt, onafhankelijk van sociaaleconomische status, de gezondheid negatief te beïnvloeden.8 De clustering van ongunstige omstandigheden vergroot de gezondheidsverschillen.

Epidemiologie

Laaggeletterdheid komt vaak voor. De laatste cijfers van de Algemene Rekenkamer uit 2016 laten zien dat 2,5 miljoen mensen in Nederland laaggeletterd en/of laaggecijferd zijn.9 Laaggeletterdheid onder de beroepsbevolking (16‐65 jaar) bedraagt 1,3 miljoen. Dit is 1 op de 9 mensen. Meer dan de helft van de laaggeletterden heeft een baan en heeft allerlei manieren gevonden om laaggeletterdheid te verbergen.1
Vaak denken zorgverleners dat dit probleem met name voorkomt bij niet‐westerse migranten. Echter tweederde van de laaggeletterden is autochtoon Nederlander. Deze mensen worden vaak niet herkend. De groepen waar laaggeletterdheid verhoudingsgewijs meer voorkomt zijn laagopgeleiden, ouderen en niet‐westerse eerstegeneratiemigranten.
42% van de mensen die alleen lager onderwijs gevolgd hebben, is laaggeletterd. Dit percentage neemt sterk af naarmate het onderwijs niveau stijgt.10 Het percentage laaggeletterden van de 16-65-jarigen op basis van genoten onderwijs:10
  • 42% lager onderwijs
  • 38% vmbo of mbo 1
  • 9% mbo 2, 3 of 4
  • 3% havo en vwo
  • 2% hbo en wo
13,8% van de 15-jarige leerlingen in Nederland heeft grote moeite met het begrijpen van hun schoolboeken. Deze groep loopt het risico om op latere leeftijd onder de noemer ‘laaggeletterd’ te vallen.10

Kader 1 Laaggeletterheid in Nederland

  • 2,5 miljoen Nederlanders zijn laaggeletterd en/of laaggecijferd
  • 1 op de 9 mensen tussen 16-65 jaar
  • 66% is autochtoon
  • 58% laaggeletterden heeft een baan
  • 29% van alle Nederlanders is beperkt gezondheidsvaardig

Risicogroepen

  • Laagopgeleiden
  • Ouderen
  • Niet-westerse eerstegeneratiemigranten
Figuur 1 Aantal laaggeletterden en laaggecijferden in Nederland (peiljaar 2012).
Door afronding van de cijfers wijkt het totaal van de onderste rij af van het totaal in de rechterkolom.
Bron: Algemene Rekenkamer, 2016.9

Laaggeletterdheid en veilig medicijngebruik

Figuur 2 Een wijkverpleegkundige kwam deze medicijnkast tegen tijdens haar ronde.

Onjuist gebruik van medicatie komt veel voor onder laaggeletterde patiënten. Dit is vaak onbewust. Het komt deels doordat de wijze van gebruik niet goed begrepen is of de instructies onduidelijk. Maar het kan ook te maken hebben met gebrek aan kennis of vertrouwen in de werking van het medicijn.
Voor het goed innemen van medicatie is het belangrijk dat de uitleg over het gebruik begrepen wordt. Veel mensen hebben moeite met het plannen van medicatie‐inname. Met name wanneer verschillende medicijnen moeten worden genomen, is het lastig om het overzicht te houden, zie figuur 2. Het wordt extra ingewikkeld als het uiterlijk van de medicatie (doosjes) verandert. Ook het plannen van het aanvragen van een herhaalrecept kan mis gaan. Het inzetten van een baxterrol is vaak niet voldoende, het gebruik hiervan is ingewikkeld voor een laaggeletterde. Controleer of deze op de juiste manier gebruikt kan worden.
Chronisch zieken stoppen vaak onterecht met de medicatie wanneer zij geen klachten meer hebben. Het is belangrijk om ziekte‐inzicht te hebben om de noodzaak van regelmatige of chronische inname van medicatie te begrijpen.

Misverstanden bij medicijngebruik

Veel mensen hebben moeite de informatie in de bijsluiter en op het etiket te begrijpen en toe te passen. Zo kan ruim 70% van de patiënten wel lezen ‘neem tweemaal daags twee tabletten’, maar slechts 35% kan deze informatie toepassen en is in staat het juiste aantal tabletten op de juiste tijden in te nemen.11 Deze problemen ontstaan onder andere doordat etiketteksten niet specifiek genoeg zijn: 3x per dag 1 tablet geeft onvoldoende aan wanneer je een tablet moet innemen. Ook worden vaak moeilijke woorden gebruikt. Zo bleek uit onderzoek dat 2x per dag 2 capsules vaak werd geïnterpreteerd als ‘ik moet per dag in totaal 2 capsules innemen’. Beter is dan: ‘s ochtends 2 capsules en ’s avonds 2 capsules. Ook begrippen als 'in het aangedane oog', 'reactievermogen' en 'zo nodig' werden niet goed begrepen. Zie ook de adviezen van Health Base. Na meekrijgen van drie identieke verpakkingen van bijvoorbeeld 30 stuks met op ieder doosje een etiket 1 maal daags 1 tablet nemen sommige mensen uit ieder doosje een tablet in plaats van doosje na doosje op te maken.
Goede uitleg is dus nodig: ga er niet van uit dat de patiënt tweemaal daags zelf om kan zetten naar innamemomenten. Leg uit op welke momenten het medicijn gebruikt moet worden en kijk of en waar dit past in het dagelijks leven van de patiënt.
Figuur 3 Een aangepaste uitleg helpt de patiënt te begrijpen wanneer medicatie moet worden ingenomen.

Herkennen van laaggeletterdheid

Hoe herkent u een laaggeletterde patiënt in de praktijk? De signalen kunnen heel divers zijn blijkt uit onderzoek onder 90 zorgverleners.12 In kader 2 vindt u de checklist herkennen van laaggeletterdheid. Hierin staan herkenbare signalen waarbij u kunt denken dat u te maken heeft met een laaggeletterde patiënt. Vaak is er sprake van een combinatie van twee of meer signalen die op laaggeletterdheid duiden.

Kader 2 Checklist herkennen van laaggeletterdheid

Signalen

  • Duidelijk vermijden van lees- en schrijfsituaties
  • Volgorde-nummer uit nummerapparaat niet kunnen lezen
  • Meerdere papieren op de balie leggen, niet weten welke het recept is
  • Wazig kijken en niet meelezen bij uitleg van het etiket
  • Nooit vragen stellen, of inadequate vragen stellen
  • Niet adequaat antwoorden
  • Ongemakkelijk bij de vraag iets op te schrijven of te lezen
  • Ongemakkelijk (of boos) als er te veel vragen gesteld worden
  • Medicatie niet goed innemen
  • Moeite met chronologisch verhaal vertellen
  • Vaak opbellen met vragen over medicijn
  • Vaak te laat met herhaalrecept aanvragen
  • Te laat komen of op de verkeerde dag komen

Uitspraken (smoezen)

  • “Er zat geen bijsluiter bij.”
  • “Sorry, ik ben mijn bril vergeten.”
  • “Dat formulier vul ik thuis wel in.”
  • “Kunt u het voor me invullen, ik schrijf zo onleesbaar.”
  • “Ik dacht dat de afspraak morgen was.”
  • “Ik kan niet lezen, omdat ik woordblind ben.”
  • “Nee, ik lees nooit, de televisie geeft informatie genoeg.”

Navragen

Indien u een vermoeden heeft dat de patiënt laaggeletterd is kunt u hier op een respectvolle manier mee omgaan. Enkele voorbeelden van formuleringen:
  • “Ik weet dat veel mensen moeite hebben met het lezen van bijsluiters en folders, hoe is dat voor u?”
  • “Hoe zelfverzekerd bent u om de medische formulieren zelf in te vullen?”
  • “Vindt u het moeilijk om te begrijpen hoe uw medische situatie is?”
  • “Vraag naam en adres op te schrijven.”
  • “Vraag naar het aantal jaren school dat iemand heeft gevolgd: minder dan vijf jaar is laaggeletterd.”

Casus I – mevrouw De Jong

Lees de casus over mevrouw De Jong. Meerdere zorgverleners hebben het vermoeden dat deze mevrouw wellicht moeite heeft met lezen en schrijven. Wat waren goede momenten om dit bespreekbaar te maken? Wat zijn tekenen van laaggeletterdheid?
Maak gebruik van de checklist herkennen van laaggeletterdheid. Wilt u de casus uitprinten, klik hier voor de printversie.
Mevrouw De Jong is 31 jaar. Ze is moeder van drie kinderen in de leeftijd 9‐12 jaar. Na de beroepsopleiding tot verzorgende niveau 2 is ze gaan werken bij de thuiszorg. Sinds de geboorte van haar oudste dochter is ze, op 18‐jarige leeftijd, gestopt met haar betaalde baan. Nu zorgt ze thuis voor de kinderen.
Door een verhuizing heeft mevrouw zich aangemeld bij u in de praktijk. Telefonisch heeft ze een afspraak gemaakt op het spreekuur om 14.40 uur. Iets voor 15.00 uur meldt ze zich aan de balie. ‘Ik dacht dat de afspraak om drie uur was?’.
De assistente vraagt of mevrouw eerst het inschrijfformulier in wil vullen. Mevrouw De Jong kijkt onzeker om zich heen. ‘Sorry, ik ben mijn bril vergeten’. Als de assistente haar eigen leesbril aangeeft, pakt ze het formulier aan zonder naar de tekst te kijken: ‘Kunt u het voor me invullen? Ik schrijf zo onleesbaar’. De assistente helpt mevrouw met het invullen van het inschrijfformulier en maakt een nieuwe afspraak bij de huisarts.
De volgende dag komt mevrouw bij de huisarts. Ze geeft aan dat ze al heel lang aan het hoesten is. Het is voor haar lastig aan te geven hoe lang deze klachten al bestaan. Ook haalt ze de verkoudheid van vorig jaar en de keelklachten van nu door elkaar. En haar kinderen hebben er nu ook al last van.
Na de anamnese doet de huisarts lichamelijk onderzoek. Bij auscultatie van de longen worden crepitaties gehoord en bij bloedonderzoek is het CRP verhoogd. De huisarts denkt aan een pneumonie en schrijft een kuur antibiotica voor.
De huisarts legt uit dat ze een longontsteking heeft en dat ze een kuur antibiotica (amoxicilline) moet gaan slikken. Bij de uitleg kijkt mevrouw wat wazig voor zich uit, maar bij de vraag of ze het begrepen heeft, antwoordt ze: ‘ja’. De huisarts twijfelt of dit wel echt zo is, maar de patiënt stelt zelf geen vragen.
Mevrouw wordt met een recept naar de apotheek gestuurd. Bij de apotheek legt ze al haar papieren op de balie. Waar is nou dat ene briefje? De assistente pakt het recept tussen de papieren uit en geeft haar de tabletten amoxicilline. Ze legt uit dat deze tabletten drie keer per dag moeten worden gebruikt. Vervolgens vraagt mevrouw wanneer op de dag deze medicijnen dan precies gebruikt moeten worden.
Na twee weken komt mevrouw opnieuw op het spreekuur. De hoest was verbeterd na enkele dagen, toen is ze gestopt met de medicijnen. Maar nu is het hoesten weer teruggekomen. Na een goede uitleg dat de kuur antibiotica moet worden afgemaakt, ook als de klachten al over zijn, krijgt mevrouw een aanvullende antibioticakuur. Deze keer gaat het goed, ze voelt zich beter.
Meerdere zorgverleners hebben het vermoeden dat deze mevrouw wellicht niet kan lezen en schrijven.

Vermoeden, en dan?

Zorgverleners geven vaak aan dat ze het lastig vinden om te vragen naar laaggeletterdheid. Vragen naar opleidingsniveau (bijvoorbeeld op het inschrijfformulier) kan al een aanwijzing geven van mogelijk verminderde gezondheidsvaardigheden en/of laaggeletterdheid.
Laaggeletterden geven echter aan dat wanneer dit wel ter sprake is gekomen bij de dokter, zij blij zijn dat het geheim/probleem nu bekend is. Er is veel schaamte over het niet goed kunnen lezen en schrijven. Mensen hebben vaak hun eigen weg gevonden om hun laaggeletterdheid te verbergen. Ze leven met een geheim. Maar dit geeft ook veel stressklachten. Op het moment dat patiënten ervoor uit durven te komen, lucht dit vaak op.
Bij het bespreekbaar maken van laaggeletterdheid moet u zorgen voor een veilige sfeer. Aan de balie is dit lastig. Probeer het probleem te normaliseren, bijvoorbeeld: ‘Ik hoor van veel mensen dat ze moeite hebben met het invullen van formulieren, hoe is dat voor u?’ of ’Ik heb veel patiënten die het lastig vinden de folders te begrijpen, hoe is dat voor u?’
Nu u weet dat de patiënt laaggeletterd is, kunt u uw uitleg en de zorg beter aan laten sluiten op de patiënt. Daarnaast kun u de patiënt wijzen op de mogelijkheden voor scholing en desgewenst verder helpen. Er is een taalscholingsaanbod in elke regio. Veel gemeenten organiseren Taalhuizen; lokale samenwerkingsverbanden op een centrale plek (vaak in de bibliotheek). Dit is een plek waar volwassenen beter kunnen leren lezen, schrijven, rekenen en omgaan met de computer. Samen met de laaggeletterde wordt gekeken welke taaltraining voor hem of haar het meest geschikt is. Zoek uit hoe dit in uw regio zit. Stichting Lezen en Schrijven biedt ook taalscholing aan in verschillende regio’s (nationale bellijn 0800‐023444).

Registratie laaggeletterdheid

Als u weet dat een patiënt laaggeletterd is, vraag de patiënt dan toestemming om dit vast te leggen in het HIS/AIS, zie kader 3. Benadruk dat het goed is dat iedereen in de praktijk ervan op de hoogte is, zodat de patiënt goede en passende zorg krijgt. Het kan een opluchting zijn voor patiënten als ze geen formulieren of folders meer krijgen. Vraag ook toestemming om dit te bespreken met andere zorgverleners (huisarts, apotheek, thuiszorg).

Kader 3 Registratie laaggeletterde patiënten

Huisartsen

In het HIS‐systeem zijn er ICPC‐coderingen voor laaggeletterdheid en voor taalbarrière:
  • Z07.01 is de code voor analfabetisme*, maar door de naam te wijzigen in laaggeletterdheid, kan dit worden vastgelegd (aanpassing omschrijving op E‐regel en episode).
  • Z04 is de code voor problemen met sociaal/culturele achtergrond. Hierbij kan de tekst worden gewijzigd in taalbarrière (aanpassing in E‐regel en episode)
  • Indien er sprake is van laaggeletterdheid en taalbarrière kunnen beide coderingen worden gebruikt

Apothekers

Voor het AIS is er geen aparte codering voor laaggeletterdheid. Registratie kan als volgt:
  • Pharmacom: aandachtspunt laaggeletterdheid
  • CGM Apotheek: ruiteren (instructie op website Pharos)
  • HIX: als patiëntkenmerk (eventueel met spionregel/popup) vastleggen of met een vragenlijst in het dossier
  • Apro
* Dit advies is samengesteld en wordt ondersteund door LHV en NHG. Deze code komt het meest overeen met de term laaggeletterdheid.
Communicatie tussen huisarts en apotheker kan bijvoorbeeld door een opmerking op het recept. Hierbij kan de ICPC‐code worden genoemd, of bijvoorbeeld de afkorting ETT (extra therapietrouw). Ook regulier overleg tussen huisarts en apotheek of tijdens het FTO zijn mogelijkheden om dit onderwerp te bespreken. Maak hier onderling afspraken over (let op toestemming van de patiënt).
Bespreek in uw wijk op welke manier de wijkverpleegkundige betrokken kan worden bij registratie en uitwisseling. Hiervoor kunt u het Beheer Eigen Medicatie (BEM)-formulier van het IVM gebruiken. Aan het formulier zijn explicieter dan voorheen vragen omtrent laaggeletterdheid toegevoegd.

Communiceren met laaggeletterden

Als zorgverlener is het onze taak om gezondheidsinformatie op een begrijpelijke manier over te brengen op de patiënt. Hierbij is het belangrijk om de informatie aan te passen aan het niveau van de patiënt. Belangrijke tips met betrekking tot communiceren:
  • Veronderstel geen basiskennis van het menselijk lichaam
  • Gebruik dezelfde woorden als de patiënt
  • Beperk de hoeveelheid informatie, maak korte zinnen (maximaal drie boodschappen)
  • Wees zo concreet mogelijk
  • Vermijd abstract taalgebruik en uitdrukkingen
  • Gebruik beeldmateriaal ter ondersteuning van uw verhaal
  • Stel open vragen
De enige manier om er achter te komen wat de patiënt van uw verhaal begrepen heeft, is door hiernaar te vragen. We noemen dit de teachbackmethode. Voorbeeldzinnen om dit te doen zijn:
  • “Ik wil graag weten of ik het goed heb uitgelegd. Kunt u mij vertellen hoe u het medicijn gaat gebruiken?”
  • “Wat gaat u nu thuis tegen uw man/vrouw zeggen?”
  • “Hoe gaat u dit medicijn thuis gebruiken?”
Aanvullende communicatietips vindt u in de checklist communicatie op maat met laaggeletterden (LHV‐toolkit) en een vergelijkbare checklist voor apotheekteams (www.knmp.nl/lg).

Beeldmateriaal

Het is belangrijk dat de mondelinge uitleg wordt ondersteund met beeldmateriaal. Op deze manier worden de uitleg en instructies veel beter begrepen en onthouden. Afbeeldingen moeten passen bij de beleving van de patiënt. Ze moeten concreet zijn en het is belangrijk dat ze dat ze getest zijn bij de doelgroep. Op de website www.begrijpjelichaam.nl zijn eenvoudige afbeeldingen en teksten te vinden over veelvoorkomende ziektebeelden die gemakkelijk in de spreekkamer te gebruiken zijn, zie figuur 5. Op dit moment bevat de website informatie over de onderwerpen hart, longen, maag‐ en darmklachten, diabetes en seksuele gezondheid.
Figuur 5 Praktisch voorlichtingsmateriaal over het menselijk lichaam op de website Begrijpjelichaam.nl.
Voor zorgverleners die met diabetespatiënten werken is een handboek Ik heb diabetes. Wat kan ik doen? ontwikkeld. De inhoud is gericht op patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden. Een praktische klapper om mee te geven aan diabetespatiënten die behoefte hebben aan eenvoudige uitleg. De patiënt neemt de klapper elk consult mee. Zorgverleners kunnen het handboek gratis bestellen.

Eenvoudige bijsluiters

Op de website www.bijsluiterinbeeld.nl van de Stichting bedrijfsfonds Apotheken (SBA) is eenvoudig beeldmateriaal te vinden over medicatiegebruik. Met behulp van deze website kunnen eenvoudige bijsluiters gemaakt worden met plaatjes die ook nuttig zijn bij de voorlichting aan patiënten over hun geneesmiddelengebruik. De gekozen pictogrammen kunnen worden geprint en worden meegegeven aan de patiënt.
Baxterrollen kunnen worden aangepast door in plaats van tijden bijvoorbeeld kleuren of iconen te gebruiken. Kijk wat begrijpelijk is voor de patiënt.

Afspraken

Tijdens het FTO kunnen afspraken gemaakt worden rondom het onderwerp laaggeletterdheid. Mogelijke afspraken:
  • Laat het thema laaggeletterdheid regelmatig terugkeren in het FTO
  • School het team (assistentes, praktijkondersteuners) en nieuwe medewerkers in dit onderwerp
  • Opleidingsniveau is een belangrijke aanwijzing voor mogelijke laaggeletterdheid
  • Registratie van laaggeletterden in de praktijk. Spreek met elkaar een doel af, hoeveel patiënten worden in de komende periode geregistreerd?
  • Boek voor laaggeletterde patiënten altijd een dubbel consult (dus opmerking laaggeletterdheid in memo)
  • Maak afspraken met elkaar hoe de uitwisseling over laaggeletterde patiënten verbeterd kan worden (met wie wordt uitgewisseld en op welke momenten)
  • Spreek een evaluatiemoment af tijdens een komend FTO‐overleg. Bijvoorbeeld: huisartsen en apothekers kunnen afspreken om in medicatievoorschrift ETT (extra therapietrouw) als vrije tekst in het recept te zetten. Dit staat dan voor een laaggeletterde patiënt. Ook kan laaggeletterdheid net als bijvoorbeeld intoleranties via de mail door huisarts aan apotheek worden doorgegeven
  • Kijk welke zorgverleners nog meer betrokken kunnen worden bij de uitwisseling laaggeletterdheid (thuiszorg, specialisten)
  • Plan waar mogelijk vaker een medicatiereview met patiënten met polyfarmacie en beperkte gezondheidsvaardigheden, betrek hierbij de patiënt
  • Maak gebruik van de teachbackmethode en controleer of de patiënt het medicijn goed gebruikt, niet alleen bij eerste uitgifte, maar ook bij herhaalrecepten en chronisch gebruik
  • Maak iemand verantwoordelijk om uit te zoeken welke initiatieven er in uw gemeente zijn op het gebied van laaggeletterdheid. Bijvoorbeeld het Taalhuis, projecten binnen de gemeente of het ziekenhuis
  • Maak een leerdoel voor uzelf wat u nu anders gaat doen in de praktijk. Bijvoorbeeld: vaker vragen naar laaggeletterdheid, meer open vragen stellen (welke vragen heeft u nog?), gebruik van de teachbackmethode. Koppel dit naar elkaar terug op een volgende FTO-bijeenkomst
  • Bespreek of er behoefte is aan aanvullende training

Conclusie

Laaggeletterdheid komt vaak voor, al hebben zorgverleners dit niet altijd door. Veel patiënten schamen zich dat ze niet goed kunnen lezen en schrijven. Beperkte gezondheidsvaardigheden zorgen ervoor dat informatie van zorgverleners niet altijd wordt begrepen. Dit kan grote gevolgen hebben voor de gezondheid. Door aandacht te besteden aan gezondheidsvaardigheden, is het makkelijker om patiënten met deze problemen te herkennen. Voor laaggeletterden is het fijn als een zorgverlener vraagt naar taalvaardigheid en op een eenvoudige manier communiceert. Hierdoor sluit de zorg beter aan op de patiënt. Ook kan de patiënt worden doorverwezen voor taalles en ondersteuning. Goede communicatie tussen zorgverleners is belangrijk om de continuïteit van zorg te waarborgen. Het is belangrijk om afspraken te maken hoe deze informatie op structurele wijze met elkaar kan worden gedeeld.
  • Wees bewust van het grote aantal laaggeletterden
  • Herkennen van laaggeletterden
  • Bespreekbaar maken
  • Eenvoudige communicatie
  • Maak afspraken tussen huisarts - apotheker en andere zorgverleners over de aanpak van laaggeletterdheid

Casuïstiek

1

Vorm twee- of drietallen en kies een casus (II, III , IV of V) en speel het gesprek na. Eén deelnemer speelt de rol van de huisarts/apotheker, één deelnemer speelt een laaggeletterde patiënt. Een eventueel derde deelnemer is observator. Gebruik de checklist communicatie op maat met laaggeletterden. Evalueer het gesprek na vijf minuten. Wissel daarna van rol en van casus.

Casus II – Meneer De Boer

Casus III – Meneer Visser

Casus IV – Esther Bouaki

Casus V – Mevrouw Van Renesse

1.1

Mevrouw Van Renesse, 45 jaar, fanatieke rookster komt op het spreekuur vanwege hoestklachten. Zij is bekend met COPD, maar de klachten worden niet minder bij het gebruik van de puffer spiriva 1dd 18mcg. U twijfelt of de puffer wel op de juiste manier gebruikt wordt.

1. Leg uit hoe dit medicijn gebruikt moet worden.

Controleer uw antwoord

Gebruik de checklist communicatie op maat met laaggeletterden. Evalueer het gesprek na vijf minuten.